Eddo Cammeraat is gepokt en gemazeld in de wereld van de brancheorganisaties. Zo is hij al een aantal jaar commissielid van FPT-VIMAG, waar hij zich bezighield met de TechniShow. Ook is hij – tot nu – bestuurslid bij FEDA, de vereniging voor aandrijf- en automatiseringstechniek. Dit naast zijn werk als managing director (en eigenaar) bij Laagland en De Graaf Aandrijvingen.
Hij kan volgens eigen zeggen best een ‘druk mannetje’ zijn. Hij praat veel, heeft flink wat ideeën en schuwt zeker niet om zijn mening te verkondigen. Maar chaotisch wordt hij niet. Dat heeft hij te danken aan zijn grote liefde: zeilen. De nieuwe voorzitter van FPT-VIMAG doet aan wedstrijdzeilen. Geregeld is hij te vinden op het water. Daar leert hij om bij te sturen, wanneer een nieuwe situatie (lees: andere wind, andere stromingen) daar om vraagt. De meer extraverte Cammeraat is nogal een koersverandering ten opzichte van zijn voorganger André Gaalman. Die was juist wat meer ingetogen en beschouwend.
Wat gaat het verschil worden, met jou als voorzitter?
“André Gaalman heeft de vereniging naar de moderne tijd gebracht. Ze is een stuk professioneler geworden. We zijn klaar voor de toekomst en die toekomst betekent meer samenwerken. Dat vraagt om een transitie en mijn rol is die transitie te organiseren.”
Jij bent als persoon meer extravert. Past dat bij een voorzitter?
“Ik ben iemand met een vrij uitgesproken mening, dat klopt. En ik zal die mening ook niet onder stoelen of banken steken. Maar als ik het verkeerd heb, zal ik direct bijstellen. Dat heb ik geleerd als wedstrijdzeiler. Tijdens een zeilwedstrijd moet je altijd bereid zijn om je aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Bijvoorbeeld de wind en de stromingen zijn telkens anders. Minimaal net zo belangrijk is communicatie en samenwerken. En ik denk dat we met het bestuur, onze leden en het brancheteam van FPT-VIMAG een mooie groep bij elkaar hebben. Het klikt.”
FPT is geprofessionaliseerd onder André Gaalman. Wat nu?
“Als je kijkt naar de toekomst van FPT-VIMAG, moet je zorgen dat het een heel efficiënte organisatie is, van goede kwaliteit. Ik denk dat kansen voor FPT-VIMAG liggen op het gebied van onderwijs en scholing. Denk daarbij aan netwerken met andere brancheverenigingen, zodat we een veel bredere laag krijgen in de keten en we meer schakels in de keten erbij pakken, met meer diversiteit. Er moet ook samenwerking zijn met andere, gelieerde brancheverenigingen die in dezelfde markt actief zijn. En er is het belang van publiciteit, die je organiseert naar de leden, maar ook naar de afnemers van de leden.”
En onderwijs?
“Daarbij gaat het om kennisoverdracht. Enerzijds is er een chronisch kennistekort, er is te weinig technische kennis van de primaire processen waar we ons op richten. Dat is dus het vakmanschap. Dit betreft het programmeren van machines, het bedienen ervan, en service en onderhoud. Dat is het hele pakket dat daarbij komt kijken. We vissen in een steeds kleinere vijver. De andere kans is dat het opleidingsniveau van de mensen niet voldoende is als ze van school komen. Dat snap ik, want de scholen hebben de kennis van de markt niet. Dus moet je vanuit de markt de scholen zelf gaan opleiden. Dat betekent goed trainen en opleiden van de scholen zelf. Tegelijkertijd moet je een academie zijn voor je afnemers.”
Hoe zie je dit concreet voor je?
“Als je kijkt naar de opleidingscapaciteit in de markt, en initiatieven die er op private gronden worden gedaan, zou je die krachten moeten bundelen en moeten zorgen dat je ze op een goede manier kan aanbieden. Moeten wij een eigen productietechnologie-mbo oprichten? Nee, dat niet. Maar je moet zorgen dat je de kennis organiseert. Je kan met de leden samen die kennis overbrengen, met behulp van opleidingsinstituten. Daarbij moet je goed kijken hoe je dat kan organiseren. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld via de FEDA; zij hebben een academie. Dat is een vehikel dat ontwikkeld is om die kennisoverdracht mogelijk te maken. Leden brengen hun kennis in en daar wordt lesmateriaal van gemaakt. Mensen kunnen dan kiezen om er opleidingen te volgen en certificaten te halen bij het aanbod aan opleidingen dat vanuit de academie wordt aangeboden.”
De aansluiting vanuit het onderwijs naar de markt past niet?
“De aansluiting met de praktijk is marginaal. De grote vraag is: hoe kan je dat verbeteren? Die mbo’s voorzien van allemaal machines, gaat niet werken. Dat kost veel te veel geld er zijn mensen nodig die erin lesgeven. Je moet het dus op een andere manier organiseren. Als jongeren van school komen, moet je de mogelijkheid bieden om specialist te worden en er opleidingen voor te kiezen. Als vereniging kan je je koppelen aan onderwijsinstellingen en dat aanbieden aan de markt.”
Dus geen mbo-productietechnologie?
“Nee, je moet niet zelf een onderwijsinstituut worden. Kijk naar brancheverenigingen als ION en FEDA. Die gebruiken het model van samenwerking met de onderwijsinstellingen. Het is voor ons goed om dit soort ontwikkelingen te analyseren, en om samen te werken.”
Dat is je volgende speerpunt: netwerken.
“Alle brancheverenigingen hebben dingen waar ze sterk en minder sterk in zijn. Ze worstelen allemaal met dezelfde vragen. De ene brancheorganisatie is verder dan de ander. Je kunt dus van elkaar leren, bijvoorbeeld op gebieden als onderwijs, kennisdeling en promotie. Ook de relaties van brancheverenigingen onderling is een keten.”
Wat is de rol van een brancheorganisatie volgens jou?
“De primaire rol is zorgen dat je bedrijven bij elkaar brengt. Met die bedrijven ga je projecten aan, waarbij de vereniging het projectmanagement levert. Dat zijn trajecten met een kop en een staart, van bijvoorbeeld twee jaar. Aan het eind ga je evalueren. Soms is het klaar, soms gaat het verder. De vereniging zorgt voor een voedingsbodem en is facilitator.”
FPT-VIMAG en NEVAT, de brancheorganisatie voor toeleveranciers, werken steeds meer samen. Wat is de toegevoegde waarde van NEVAT voor FPT-VIMAG?
“In de keten waar de leden van FPT-VIMAG in zitten, heb je de leveranciers, de afnemers, de system integratoren, de softwarebouwers. Die zijn ook allemaal onderdeel van de maakindustrie. Je bent niet meer alleen een leverancier van een machine, je bent met partners leverancier van oplossingen waar een machine in zit, maar ook gereedschappen, software of robots. FPT-VIMAG is deel van een groter geheel. Zie het als ketensamenwerking, niet als ketenintegratie. Uiteindelijk willen we allemaal de maakindustrie behouden voor Nederland. We zijn een groot ecosysteem.”
Productietechnologie is een ecosysteem, en ook brancheorganisaties zijn een ecosysteem?
“Kijk naar de scheepvaart. De brancheorganisatie voor de maritieme maakindustrie heeft machinebouwers als lid. Maar ook de toeleveranciers van equipment en deelsystemen, scheepsbouwers en engineers. Alles rond de scheepsbouw is daarin vertegenwoordigd. Dat is een interessante groep mensen die elkaar opzoeken omdat ze een relatie met elkaar hebben. Of FPT-VIMAG ook zo moet werken? Laten we eerst beginnen met samenwerken, zoals met Metaalunie en NEVAT. Misschien werken we nu nog te afgebakend. Samen zijn we sterker.”
Wat is de kracht van de Nederlandse maakindustrie?
“We zijn een bizar landje eigenlijk. Want we drukken een behoorlijke stempel op andere landen als het gaat om de ontwikkeling van technologie. Wij waren één van de eerste landen die flexibele robotsystemen inzetten. En als je praat over de mate en schaal van automatisering in Nederland, dan produceren wij op een manier waarop alles door elkaar heen werkt, met een hoge kwaliteit en ook nog eens just-in-time. Dat vraagt om een hoge mate van kennis en ervaring op het gebied van automatisering. Ook binnen het mkb. Ons mkb acteert heel snel en past zich ook nog eens snel aan veranderingen in de markt aan. Eigenlijk hebben we een soort chaos-automatisering uitgevonden, vrij naar het idee van de chaostheorie.”
Hoe kijkt de wereld naar onze productietechnologie?
“Ik denk dat ze in bijvoorbeeld Duitsland jaloers kijken naar onze kwaliteit. En dat hebben wij als markt zelf geregeld. Onze industrie groeit, ondanks alle bemoeienissen van de overheid en niet dankzij alle bemoeienis van de overheid. De overheid zou ons wel wat meer kunnen helpen in het uitstralen van wat we doen in Nederland, bijvoorbeeld met handelsmissies. En de overheid moet blijven faciliteren als het gaat om ontwikkelingen van nieuwe ondernemingen. Niet via subsidies. Maar door een beter start-up-klimaat te creëren.”
Welke maatregelen zijn dan wel nodig?
“De lastendruk op de kleinere ondernemingen neemt hand over hand toe. En dan moeten bedrijven ook nog aan allerlei eisen voldoen. Dat is allemaal relevant, maar het vraagt heel veel van die mkb-ondernemer, die zich primair wil richten op het ontwikkelen van nieuwe producten. Nederland is een mkb-land en moet dat blijven. Want het mkb is flexibel en succesvol. Maar dat is direct een groot gevaar. Want investeerders zien dat ook en die zien ook dat de maakindustrie in Nederland de komende vijf jaar verdubbelt. Dus investeerders kopen bedrijven op en maken er grotere conglomeraten van. Dat zal onze flexibiliteit gaan schaden. Want vergis je niet: grote bedrijven zijn net zo afhankelijk van het mkb als het mkb afhankelijk is van multinationals.”
Maar ASML dan?
“We zijn misschien wel wat afhankelijk geworden van ASML. Maar niets is voor de eeuwigheid, ook ASML niet. Op een gegeven moment stabiliseert de groei van ASML zich. Dat is normaal en zagen we ook bij bijvoorbeeld DAF, Philips, Stork. Dus zal er ook wat nieuws komen. Wat? Ik denk dat de energietransitie heel belangrijk gaat worden. Daar is nog veel ontwikkeling nodig. Want we moeten af van het verbranden van fossiel. En ik denk dat de meeste van onze leden zich daar ook bewust van zijn.”
Behalve als duurzame noodzaak ook als economische kans?
“In Nederland maken we niet veel machines zelf. Ook de software komt over het algemeen niet van hier. Maar wij zijn heel goed in het handelen. En we zijn goed in implementeren. Daarom werken buitenlandse fabrieken graag met ons samen. Er vindt een continue uitwisseling van kennis plaats. Dat maakt Nederland toch relevant in de energietransitie.”