Elektriciteitsproducenten berekenen de kosten die ze aan emissierechten kwijt zijn (ETS) door aan afnemers zoals productiebedrijven, die hierdoor een hogere elektriciteitsrekening betalen. Dat leidt tot concurrentienadeel ten opzichte van bedrijven buiten de EU die deze extra kosten niet kennen, en geeft een risico op ‘carbon leakage’. Met die term wordt bedoeld dat bedrijven er vanwege de (ETS-)lasten van het Europese emissiehandelssysteem voor kiezen om hun productie – en daarmee de eigen CO₂-uitstoot – te verplaatsen naar locaties buiten de EU. Om dat te voorkomen, heeft de EU de IKC-regeling in het leven geroepen, waarmee bedrijven kunnen worden gecompenseerd voor de indirecte (door elektriciteits-bedrijven doorbelaste) ETS-kosten.
Fossiel betaalt voor duurzaam
De IKC-regeling wordt gefinancierd uit de opbrengst van de CO₂-heffing van het ETS-systeem. Brussel maakt dat geld over aan Nederland en heeft Nederland toestemming gegeven om gebruik te maken van de IKC-regeling voor enkele specifieke bedrijfstakken, zoals de chemie, metaal- en papierindustrie. Bedrijven die de IKC-regeling aanvragen, moeten het geld gebruiken om te verduurzamen, bijvoorbeeld door elektrificatie van hun energie-intensieve processen.
Die elektrificatie van bedrijven zou via de regeling de komende vijf jaar met jaarlijks 167 miljoen euro kunnen worden gesteund. Voor 2023 is de opbrengst van de CO₂-heffing begroot op 1,4 miljard euro; dit bedrag is fors gestegen omdat de CO₂-rechten nu gemiddeld 90 euro per ton kosten. Met die opbrengst kan het kabinet de kosten van de IKC-regeling eenvoudig opbrengen, stelt FME.
‘Waarschijnlijk doeltreffend’
Demissionair minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) maakte onlangs echter bekend de IKC-regeling te stoppen. Dat besluit is gebaseerd op basis van onderzoek naar de doelmatigheid van de regeling. De conclusie daaruit luidt dat de regeling ‘waarschijnlijk doeltreffend en doelmatig is’. De minister vindt dat te mager voor behoud van de regeling. “Dit kabinet is kennelijk zijn logica verloren toen het demissionair werd”, reageert FME-voorzitter Theo Henrar op het besluit. “De ministeries van Financiën en Economische Zaken en Klimaat laten 835 miljoen euro aan mogelijke steun voor de industrie onbenut, terwijl andere landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk dit handhaven en hun voorwaarden zelfs verbeteren. Dit is toch wat we met elkaar moeten willen: fossiel betaalt voor verduurzaming. Ik vrees dat met dit besluit het investeringsklimaat voor de Nederlandse industrie verslechtert.”