“We kunnen in Den Haag praten over energietransitie, maar zonder onze leden die innovaties naar de markt brengen, gebeurt er niets. Op ieder product dat de energietransitie mogelijk maakt zit een logo, daarachter werken technici en bedrijven die zich hard maken voor de energietransitie”, zegt Theo Henrar. De voorzitter van FME vindt dat de maatschappij een denkfout maakt, als het gaat om de energietransitie.
“Je kunt geen offshore wind installatieschip bouwen zonder het hoogwaardige staal dat uit de industrie komt, je kunt geen elektrische bus bouwen zonder kunststoffen uit de chemische industrie en je kunt geen accu’s maken zonder delfstoffen op te werken. Het sentiment voor maakbedrijven en industrie is onder politici en beleidsmakers echter zeer matig. Toch willen we in Nederland allemaal duurzame mobiliteit, groene stroom uit ons stopcontact en volledig recyclebare producten. Dat duidt op een grote maatschappelijke denkfout.”
Henrar ziet in de Voorjaarsnota dat deze gehele keten in de maakindustrie de zware lasten voor de energietransitie moet dragen, en er nauwelijks iets voor terug krijgt. Zo gaat het kabinet CO2-uitstoot steviger normeren en beprijzen dan het door de EU opgelegde ETS. Ook moeten duurzame maakbedrijven extra belasting op industrieel gebruik van gas betalen. Allemaal zonder ondersteuning om de overstap te maken naar duurzame bronnen. “En ja; de CO2-uitstoot zal dalen, het nationale excelsheet met CO2-uitstootcijfers zal gaan kloppen. Maar alleen omdat productie wordt afgeschaald en verplaatst. Vaak met een grotere ecologische voetafdruk door transport. Door mijn vele bedrijfsbezoeken aan mooie maakbedrijven weet ik ook dat de Nederlandse industrie gemiddeld schoner en innovatiever produceert dan buitenlandse concurrenten.”
Realiteitszin
Het gevolg van hoge energieprijzen voor de industrie als gevolg van de oorlog in Oekraïne was overmacht. Maar volgens de FME-voorzitter lijkt het voorgenomen beleid van de overheid opzettelijk de energieprijzen te verhogen en productie in Nederland stop te zetten. Opvallend daarbij is dat buurlanden juist de ruimte pakken die de EU biedt om het eigen bedrijfsleven te helpen de energietransitie vorm te geven.
Henrar: “In Duitsland en Frankrijk lijkt meer realiteitszin als het gaat om de vraag waar onze duurzame technologie uiteindelijk vandaan komt. Buiten Europa is de € 369 miljard tellende Inflation Reduction Act van de VS een voorbeeld van hoe andere overheden naar de eigen duurzame maakbedrijven kijken. En je ziet het effect daarvan, essentiële bedrijven voor de energietransitie overwegen te vertrekken naar het buitenland.”
Zoals de plannen er nu liggen, worden de opbrengsten van de door Nederland opgelegde verhoging van de CO2-heffing en de voorgenomen hogere energiebelasting voor de industrie gebruikt als sluitpost van de begroting. “Ik mis perspectief in de plannen om echt de overstap te maken naar nog duurzamere maakbedrijven in Nederland. Extra heffingen zouden terug moeten vloeien naar die sectoren in de vorm van innovatiesubsidies of netverzwaring nabij bedrijventerreinen om zo te kunnen elektrificeren.”
Averechts
Henrar: “Daarom mijn oproep aan de Tweede Kamer, in de aanloop naar Verantwoordingsdag en een debat over Europees industriebeleid: kijk eens naar de logo’s op uw warmtepomp en zonnepanelen, de logo’s op de schepen die de windmolens op zee installeren of het merkteken op de elektrische bussen in onze steden. En kijk vervolgens naar de gehele keten van mensen, bedrijven, kennisinstellingen en industrie die we voor de feitelijke technische oplossingen nodig hebben. Dan zal je tot de conclusie komen dat het wegjagen van industrie uit Nederland nationaal de CO2-uitstoot doet dalen, maar averechts werkt in het behalen van de wereldwijde klimaatdoelen.”